De bevrijding vanuit een ander perspectief
Het is nu (2012) 67 jaar geleden dat het eindevan de WOII vol blijdschap vreugdevol is gevierd. De publicaties in de kranten en de overheid vinden na de bevrijding dat de viering eigenlijk wel wat minder uitbundige gevierd mag worden. Toch zijn er verder maar weinig kritische geluiden te horen. De mensen van toen zijn voor een groot deel allemaal vrijwel gestorven en de mensen kijken nu wat anders tegen de bevrijding van het juk van de Duitsers aan. Her en der in het land vinden we nu musea met herinneringen en genealogen halen hun hart op bij het NIOD. Een aantal jongeren zijn inmiddels begonnen met het inventariseren van overblijfselen uit de oorlog; bunkers en oorlogstuig. Laten we echter de wat oudere generatie ook niet vergeten. Overal in het land rijden – vooral net vóór of op 5 mei -, oude oorlogsvoertuigen rond in parades of zijn aanwezig bij verschillende evenementen. Het valt mij op dat daarbij vaak ook jonge kinderen aanwezig zijn die door hun ouders niet eens op de hoogte worden gebracht waarvoor die voertuigen eigenlijk in gebruik zijn geweest. Deze ouders zijn van de generatie ná 1945 en hebben de feiten alleen leren kennen van hun ouders, grootouders of op school. Het doorgeven daarvan aan hun kinderen wordt om onduidelijke redenen vaak achterwege gelaten.
Foto links: De SS en de Landwacht worden na de oorlog geïnterneerd in het kamp Harskamp. Foto: Algemeen Rijksarchief, Postbus 90520, NL-2509 LM, Den Haag. Collectie: Anefo, nummer: 9003402.
In 1945 wordt de bevrijding niet alleen gevierd met feesten, maar ook met de afrekeningen van foute Nederlanders. Sla het boek ‘Militair Gezag in Groningen’ van Johan Brand de Boer en WillemJonkman (1990), er maar eens op na. Alleen al in de stad Groningen worden ongeveer 5000 mannen, vrouwen en kinderen (…), vrijwel onmiddellijk na debevrijding in de stad achter tralies opgesloten, verdacht van het heulen met de vijand. Iedereen die op welke wijze dan ook maar een beetje wordt verdacht, wordt opgesloten in afwachting van verder onderzoek. Hoe kan het ook anders. Juist vanmiddag vertelt Albert Metselaar (één van mijn therapeuten bij de GGZ en dé historicus van Hoogeveen) mij dat je in Hoogeveen tijdens de oorlog beter een Duitser voor je deur zag staan, dan een (on)bekende Hollander. Van de Nederlanders in en om Hoogeveen is een grote groep in die tijd fout, zó fout dat juist deze Nederlanders mensen massaal oppakten om ze vervolgens uit te leveren aan de Duitsers of ze eigenhandig te gaan folteren in de kerk van Hollandscheveld.
Ons leger, de Binnenlandsche Strijdkrachten, brengen de verdachte foute Nederlanders ook onder in kampen,net zoals de Duitsers dat in de oorlog hebben gedaan. Vaak ook zijn hetprovisorische kampen zoals De Korenbeurs in de stad en een pakhuis onder de naam Albino aan het Winschoter diep. Ook het Huis van Bewaring in de stad, de gevangenis en nota bene het gebouw van de Grunneger Sproak zijn de strafinrichtingen die overvol zitten. Aan de Noorderbinnensingel wordt De Plantsoenschool ingericht als een klein kamp en ook Huis De Beurs wordt daarvoor gebruikt (1).
Een nare gedachte is het, dat we niet moeten vergeten, dat de ‘goede’Groningers, net als in de rest van ons land, niet echts iets hebben ‘geleerd’ van de bezetters. De verdachten wordt vaak hardhandig opgepakt en mensonterend behandeld. Het is algemeen bekend dat veel vrouwen in de oorlog enigszins te innig met de Duitsers zijn omgegaan. Deze vrouwen worden met harde hand aangepakt en in het openbaar volledig kaal geschoren en op open karren door de stad gereden. De ‘foute’ mannen worden als beesten opgejaagd, onder schot gehouden en ‘te kijk gezet’ op de Vismarkt, zodat de ‘goede’ Groningers ze eens uitgebreid kunnen komen bekijken. Wraak, is het toverwoord, dat rijkelijk vloeit door de aderen van de ‘goede’ Groningers. Uiteraard laten deze ‘goede’ Groningers daar ook hun andere gezicht zien, door de arrestanten uit te schelden en uit te dagen, niet wetend dat tussen al die mannen en vrouwen ook verzetsstrijders zitten met een NSB-lidmaatschap als dekmantel. Juist zij worden door ‘vrienden’ of buren aangewezen als ‘fout’ tijdens de bezetting. Het is nu immers makkelijk om die vervelende buurman eindelijk een loer te kunnen draaien...
Foto links: De 'moffenmeisjes' worden opgepakt en kaal geschoren..
De meeste van de genoemde kampen zitten overvol en de hygiëne is er zoek. Zo zitten er in het pakhuis Albino, maar liefst 700 vrouwen en kinderen en reageert de pers pas na drie maanden hierover met een kritische kijk op dit onderkomen:
‘De geïnterneerden liggen den geheelen dag en nacht in stroo, behalve eenklein gedeelte, dat uitgaat om te werken. Van haar plaatsen mogen zij nietopstaan, op een kwartier luchten per dag na en voor een bezoek aan de W.C.;zij mogen niet lezen, niet handwerken en alleen zachtjes met haar buurvrouwpraten. Het stroo wordt zelden ververscht’(1).
In het artikel wordt verdergesproken over een slechte ventilatie, luizen, vlooien en ziektes.
Al tijdens de oorlog is de regering in ballingschap te Londen bezig met het opstellen van allerlei regels die ervoor moeten zorgen dat het leven na de oorlog volgens wettelijke én menselijke regels weer moet worden opgepakt. Een uitvloeisel daarvan is het Tribunaalbesluit, waar we in het derde artikel van de derde titel kunnen lezen hoe het met de internering na de oorlog moet gaan. Deze moet
voor zover mogelijk tevens strekken tot opvoeding en opleiding der geïnterneerden tot nuttige leden van het Nederlandsche volk.
Vanuit dit oogpunt zoekt men dan ook vrij snel voor de kinderen van geïnterneerde ouders naar andere oplossingen dan opsluitingen, wordt op de Verlengde Hereweg 177 in Groningen een kindertehuis gesticht voor zo’n dertig, veertig zogeheten NSB-kinderen (1). Achteraf blijken al deze kinderen van hun ouders een Duitse-opvoeding te hebben gekregen; ze zingen Duitse liederen en kunnen zo goed marcheren dat ze dat bij de avondvierdaagse beter doen dan de deelnemende militairen.
De opgesloten volwassenen worden waar mogelijk aan het werk gezet. Zo direct na de bevrijding is er werk in overvloed voor de mannen. Een deel van de binnenstad van Groningen ligt in puin en de arrestanten kunnen prima worden ingezet bij het ruimen daarvan. Ook moeten ze onder toezicht alle pro-Duitse pamfletten van de schuttingen en de muren verwijderen. Weer anderen worden overgedragen aan de bevrijders om voor hen schoonmaakwerkzaam- heden te verrichten (1).
Het verhaal van WOII wordt pas helemaal compleet als we weten dat ook onder de bevrijders ‘foute’ mannen hebben gezeten, mannen die eigenlijk crimineel waren, maar uiteindelijk voor het leger hebben gekozen om in ruil daarvoor strafvermindering te krijgen. Ook is bekend dat sommige Canadezen rovend van dorp naar dorp zijn gereden…
Dit alles wetend zou het de gedachten van de Nederlanders van nu eigenlijk een beetje meer moeten gaan sturen als ze soms al te uitbundig de bevrijding vieren. We moeten weten, dat niet alle ‘foute’Nederlanders inderdaad echt fout zijn geweest en dat er onder de ‘goede’ Nederlanders en die geweldige Amerikanen, Canadezen en Polen die ons hebben bevrijd van de Duitse onderdrukking, ook foute mannen hebben gezeten. Ik denk als we daar een klein beetje rekening mee zouden houden, we de geschiedenis over WOII een beetje geloofwaardiger en eerlijker zouden maken.
Komende vakantie gaan we naar Polen. In ieder geval bezoeken we daar voor de derde keer Auschwitz-Birkenau, opdat ik het nooit zal vergeten…. Als laatste loop ik dan met een grijns even naar de galg naast crematorium I, waar Rudolf Höss (niet te verwarren met Rudolf Hess), na tot de dood veroordeeld te zijn door Het Hoogste Gerechtshof in Warschau op 2 april 1947, twee weken later is opgehangen. Een wrede troost..…(HH)
Foto boven: De arrestatie van een man en een vrouw op 15 april 1945 op de Parklaan te Groningen.
Bron foto: collectie Public Archives Canada, RHC Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
|